Grappig dat het lezen van herinneringen van bloggers, de jouwe als het ware wakker schudt. Dat gebeurt mij wel vaker bij de berichten van Marco Raaphorst. Het is zoiets als de cabaretier die de zaal vraagt waarover hij zal zingen: “Roept u maar … “. Marco heeft het vandaag over ‘verbeteringsdrang‘. Daar heb ik ook al, zolang ik leef, ‘last’ van.
Als lid van een katholiek gezin, maakte ik mee dat ik als derde zoon van de vrijstelling broederdienst gebruik kon maken. Ik had zelfs al een dienstplichtnummer en werd goedgekeurd, toen de regeling voor de derde zoon van kracht werd. Later was het ministerie van Defensie nog één van mijn dertien werkgevers en mocht ik de aanvragen voor vrijstelling zelf administratief napluizen bij de bevolkingsregisters van de 129 (..) gemeentes. Het was puur handmatig werk zonder computer en alleen de bakelieten telefoon als technisch hulpmiddel. Met de hoorn kon je met gemak iemand de hersens inslaan. En dat realiseerde ik mij maar al te vaak binnen het ambtelijk apparaat zoals daar gewerkt werd. Er zaten bij mij vrouwen op de afdeling met een chef die waren zo dom dat je je af moest vragen hoe zij hier ooit terecht konden komen.
Steeds als er een domme opmerking werd geplaatst probeerde ik de boel te verbeteren tot ergernis van mijn chef de heer Seinstra. Want de chef is natuurlijk degene die zich bij mijn verbeteringen gepasseerd voelt. Op een zeker moment werd het de heer Seinstra teveel en kwam hij dikbuikig als hij was met gekruiste armen voor mijn bureau staan en zei op bijna dreigende toon:
“Mijnheer ’t Hart, u moet ook altijd alles beter weten!”
Hierop sprak ik de bijna gedenkwaardige woorden:
“Meneer Seinstra, beter weten bestaat niet; je weet het, of je weet het niet!”
Hij wist niet hoe snel hij weer op zijn plaats moest gaan zitten onder het gegniffel van de dames … Ik werkte er toch nog alles bij elkaar een heel jaar!