Oudjaar

Het uitluiden van het oude jaar doe ik ook dit maal in familieverband. Als personificaties van het oude jaar zitten daar mijn opa van zesentachtig, m’n oma van eenentachtig en haar broer, ‘ouwe ome Johan’, van drieëntachtig jaar. Mijn oom, tante, schoonmoeder, zwager Rein, Lida en ik houden het gesprek op gang. De oudere garde tracht met de volle inzet van al hun zintuigen flarden van de gezelligheid op te pikken.

Dat gaat als volgt. Rein vertelt een mop en terwijl iedereen er om lacht, vragen de oudjes stuk voor stuk, met een voor de gezelligheid meelachend gezicht, waarom we nou wel zo lachen. Mijn zwager kijkt mij aan en ik snap al dat ik de mop aan opa moet vertellen terwijl hij het nog eens aan oma en haar broer doet en uitlegt.

De koffie is op en de lege koppen worden doorgegeven. Tante Jos begint met het uitdelen van de oliebollen. Deze zijn, in tegenstelling tot de voorgaande jaren, gevuld met slagroom. De bollen worden op schoteltjes bij de aanwezigen neergezet en er mag niet van gegeten worden. Doe je dat toch, dan roept oma, die ondanks haar enige oog alles in de peiling houdt:

“Effe wachte hoor, we hebbe nog geen glaasje!”.

Als de bollen dan eindelijk, met veel gelik aan vingers, zijn uitgedeeld, komt de rondvraag.
“Lida, heb jij al een oliebol?”

“Ja oma!”, antwoordt Lida. Oma gelooft Lida niet en vraagt:

“Waar staat ie dan?”.

“Achter opa!”.

Opa’s rug is niet meer wat het geweest is, maar een flinke oliebol gevuld met slagroom kan er nog wel achter.

“Oh. En Niek, heb jij al gehad?”.

‘Ja oma’.

Om de procedure te versnellen wijs ik hem voor de zekerheid maar aan;

“Hij staat daar!”.

“Oh, ik dacht dat die van Rein was! En Rein waar staat de jouwe dan?”.

Rein laat hem op het bordje zien, waaruit blijkt dat hij er al van gegeten heeft. Dat zal hij weten ook.

“We hebben nog geen glaasje gehad en je hebt er al van gegeten!? Effe wachte hoor!”.

“Ja oma”, zegt Rein schuldig.

Oma is duidelijk degene die de lakens uitdeelt en doet dit dan ook symbolisch in de vorm van servetjes. Er wordt nogmaals gecheckt of iedereen van een bol is voorzien. Pas dan wordt er gevraagd wat we willen drinken en als m’n tante zich er niet mee zou bemoeien, krijgen we allemaal wat anders.

“Om hoe laat begint de show van Seth Gaaikema?”, vraagt ‘ouwe ome Johan’.

“We mogen hem wel aanzetten, want het is bijna tijd!”

De gezelligheid wordt uitgezet en de TV aan. Tegen een uur of half twaalf, zie ik ouwe ome Johan verwoede pogingen doen om achter de tijd te komen. Ik kan het hem natuurlijk wel vertellen, maar ik denk; dat houdt de hersens lenig. Hij pakt een loep uit zijn binnenzak waarvan de grootte mij doet vermoeden dat die niet uit zijn binnenzak komt maar uit een schouderholster. Hij probeert de wijzerplaat van zijn kettinghorloge scherp te krijgen en zegt na enige tijd:

“Nog een minuut!”, waarop oma zegt:

“Dan moge ze wel opschiete”.

Men kijkt op z’n horloge; het is toch écht pas half twaalf!

De glaasjes, die al geruime tijd leeg hebbengestaan, worden opnieuw gevuld en het loopt tegen twaalven als de show is afgelopen. Het geluid, dat vanwege de slechthorendheid de hele avond op zaalsterkte heeft gestaan, wordt zacht gezet. Buiten weerklinken reeds daverende explosies van vuurwerk, dat tegenwoordig wel springstof lijkt. Precies om twaalf uur wordt dit geluid overstemd door het over en weer gesmak van zoenen en klokgelui. Het is tevens het sein voor de salades. Het is namelijk een oud gebruik het nieuwe jaar etend in te gaan.
Een nieuwe gewoonte is om het nog jonge jaar te ontgroenen met een geweldig feest. En aangezien wij ons daar meer toe voelen aangetrokken, groeten wij de aanwezigen.

Niek